Wat we kunnen leren van de kladderadatsch

Wat we kunnen leren van de kladderadatsch Wat we kunnen leren van de kladderadatsch Wat we kunnen leren van de kladderadatsch

Je zult je vast afvragen wat het woord ‘kladderadatsch’ betekent. Het staat voor chaos, de complete morele en economische ineenstorting, de grote onoverzichtelijkheid. Hoe kan die eigenlijk ontstaan? Dat is een vraag die essayist en holocaustoverlever Abel Herzberg zichzelf in zijn essays stelde.

Zo, dat woord had ik lang niet gezien. De kladderadatsch! Het staat voor de chaos, de complete morele en economische ineenstorting, de grote onoverzichtelijkheid en ik kwam het tegen in de bundel Amor Fati van Abel Herzberg (de vader van dichteres Judith Herzberg).

Die bundel bestaat uit zeven opstellen die Herzberg schreef in 1946 over het concentratiekamp Bergen-Belsen. Het werd in oktober opnieuw uitgegeven en ik las het voor het eerst – en kon me niet voorstellen dat er een tijd was dat ik dat boek niet kende.

Ik kreeg het niet uit mijn hoofd, zoals een liedje dat in je hoofd blijft rondzingen. Ik bleef het maar oppakken en herlezen. Ik dacht: dat komt door de details. Herzberg beschrijft bijvoorbeeld Irmy, de ‘Blockführerin’, die er onder meer met straffe hand op toeziet dat in het kamp de bedden wel netjes zijn opgemaakt. ‘Want stel je voor dat Maupie Augurkiesman van de Zwanenburgwal een rimpel in zijn dekens had!’ schrijft Herzberg. ‘Dat zou de Voorzienigheid de Führer nooit vergeven, en Duitsland zou de oorlog verliezen.’

Die toon, waardoor je soms wilt glimlachen en huilen tegelijk, is er vaker. Herzberg schreef de essays voor mensen die de vervolging in de Tweede Wereldoorlog niet zelf aan den lijve hadden meegemaakt. Een publiek dat, toen al, die hele oorlog het liefst zo snel mogelijk wilde vergeten – dóór, we willen dóór. Hij legt de focus misschien wel daarom niet zozeer op de gruwelijkheden (hoeft ook niet, je krijgt zo ook wel een idee). Hij wil niet veroordelen. Hij wil ze juist begrijpen, de ‘schurken, boeven en schobbejakken’.

Dat is een houding die hem destijds niet door iedereen in dank werd afgenomen en dat is ook wel weer begrijpelijk. Er zijn vijanden die je niet wilt begrijpen. Die wil je gewoon veroordelen. Dan kun je door met je leven. Alleen heb je dan geen antwoord op de vraag hoe het allemaal kon gebeuren, en daar is het Herzberg juist om te doen.

En dat is ook wat het zo actueel maakt. Juist die basisvraag. Die oorlog, dat kamp, die gruwelijkheden, hij gelooft niet dat het een incident is. Als hij ten diepste probeert te begrijpen hoe het heeft kunnen gebeuren, kan Herzberg kan niet anders dan concluderen dat het het lot is – niet alleen van het joodse volk, maar van de mensheid.

De mens is tot veel moois in staat, maar in de mens zit ook een ontevreden, wrokkig, verongelijkt wezen met een lust om te vernietigen, schrijft hij. ‘Wij mensen bouwen graag, maar als we breken kunnen, zijn wij opgelucht.’ Dat wezen wacht op een kans om naar buiten te komen en je hoeft alleen maar te zorgen voor de juiste omstandigheden.

Zeventig jaar later. Je kijkt naar het nieuws en de moed zinkt je in de schoenen. Lezen ze over vijftig jaar de verhalen van een Syrisch kind op de vlucht en denken ze dan: hoe kón dat?

Amor fati. Liefde voor het lot. De titel klinkt zo ironisch. Er staat nog een Latijns citaat in het boek: tua res agitur. Het is van de Romeinse geschiedschrijver Horatius (die van ‘carpe diem’). Tua res agitur betekent ‘het gaat ook jou aan’ (‘het is ook jouw zaak als de wand van je buren in brand staat’, is de volledige zin). Wat anderen overkomt, gaat ons ook aan, wil hij maar zeggen.

Je kunt niet denken: dat overkomt mij niet. Maar het is bij tegenstanders ook te gemakkelijk om te denken: zo ben ik niet. Wij zijn mensen. En mensen zijn zo. Daar willen we liever niet weten natuurlijk, maar het is ook wat ons bindt. En als je het nou wéét. ’Zouden we dat niet in handen kunnen nemen en ten goede wenden?’ vraagt Herzberg aan het eind. ‘Door iets te doen, iets te veranderen in deze wereld?’

Ja! Maar hoe?

De kladderadatsch. Als je er buiten staat, kun je je er moeilijk een voorstelling van maken en wil je wel helpen maar is niet meteen duidelijk hoe. Als je erin zit, kun je je niet voorstellen dat iedereen maar gewoon doorgaat alsof er niks aan de hand is. Maar we zijn allemaal deel van het geheel, een scherfje dat de hele wereld weerspiegelt.

Lotsverbondenheid, leer je ook van Amor Fati, zit in het kleinste gebaar. Je laat je rugzak vallen, iemand helpt je. Je hebt honger, iemand geeft wat melk en een ei. Dat is een houvast, een leidraad. Niet wegkijken als iemand het moeilijk heeft. Luisteren.

Dankbaar zijn, af en toe. Gewoon zomaar. Voor dingen die vanzelfsprekend lijken.

Ik pakte de bundel weer uit mijn tas toen ik op Hoog Catharijne stond te wachten op mijn dochter, die even snel een wit topje aan het halen was, voor een feestje die avond. Ik las: Herzberg ligt, na ‘een wel wat langgerekte vakantie in Bergen-Belsen’ op een zomeravond weer eens in een eigen bed, in een echte kamer, het raam open, de wind beweegt de gordijnen, buiten slaat een klok en hij luistert naar een merel, die op een tak van een boom in de tuin zit te fluiten. En hij probeert het te begrijpen.

Ik kreeg het niet meer uit mijn hoofd. Een eigen bed, een open raam, een klok die slaat, het fluiten van een merel. Maupie Augurkiesman, die de rimpels in zijn deken gladstrijkt.

Ik keek op. Daar liepen alle mensen, met boodschappentassen en rugzakjes, hun telefoon aan hun oor, op weg naar huis of naar de trein. Daar kwam mijn dochter aangelopen, ze zei vrolijk ‘Hai mamma, daar ben ik weer!’

‘Er is in ieder deel een deel

van het ondeelbare geheel,

Gelijk in elke kus, hoe kort,

het hele leven meegegeven wordt.’

Abel Herzberg

Over auteur
Huisfilosoof Anne Wesseling duikt elke twee weken haar boekenkast in en kijkt hoe de denkbeelden van grote meesters nog in te passen zijn in deze tijd.
Volgend artikel
Onzekerheid is een cadeautje
Onzekerheid is een cadeautje