Waarom ik het moeilijk vind om te zeggen of ik in God geloof

Waarom ik het moeilijk vind om te zeggen of ik in God geloof Waarom ik het moeilijk vind om te zeggen of ik in God geloof Waarom ik het moeilijk vind om te zeggen of ik in God geloof

Vlak onder mijn borst, op mijn bovenste rib, heb ik een tatoeage laten zetten. ‘God is licht’ staat er in het Hebreeuws. Op het moment dat ik ‘m liet zetten, deed ik belijdenis van mijn geloof. Een soort ritueel waarin je publiekelijk in een gemeente zegt dat je in god gelooft en lid wordt van de kerkelijke gemeenschap.

Ik was tweeëntwintig jaar, mijn omgeving bestond voor het grootste deel uit gelovige mensen en ik voelde een zekere druk vanuit mijn familie om die stap te zetten. Nu, zes jaar later, zou ik die tatoeage nooit meer laten zetten. Als iemand me nu zou vragen of ik in God geloof, heb ik niet direct een antwoord klaar. Ik vind zelf dat de vraag er niet eens zoveel toe doet. Alleen denkt niet iedereen daar hetzelfde over.

Christelijke bubbel

Ik identificeer mezelf niet met een bepaalde religie, maar ik ben ook geen atheïst. Iets dat voor mijn omgeving niet altijd makkelijk te begrijpen is. Ik kom uit een christelijk milieu waar de bijbel en de kerk als instituut op een voetstuk staan. Veel van mijn vrienden bezoeken regelmatig een kerkdienst, net als mijn ouders, broer en zusjes. In die bubbel ben ik opgegroeid. Ik ging naar christelijke scholen, leerde andere christelijke mensen kennen en ging ervan uit dat iedereen rondliep met existentiële vragen. Natuurlijk kende ik heus wel niet-christelijke mensen, maar toch. Religie was zo’n groot onderdeel van mijn leven dat ik er nauwelijks bij stilstond dat dat voor andere niet het geval was.

Stok achter de deur

Natuurlijk liep ik ook rond twijfels en vragen omtrent het geloof. Toch was er altijd dat fundament. Een rotsvast geloof dat God bestond en dat het christelijk geloof de manier was om hem te leren kennen. Zelfs al geloofde ik niet alles letterlijk en was ik het niet overal mee eens, ik zag het christendom als een mooie manier om betekenis te geven aan mijn leven. De waarden – naastenliefde, vergevingsgezindheid en zorg dragen voor de zwakkeren in de samenleving – spraken me genoeg aan om de twijfels over de rest opzij te schuiven. En dus liet ik die tatoeage zetten. Als stok achter de deur. Om mezelf eraan te herinneren dat ik wílde geloven zelfs als ik niet geloofde.

Coming soon: ‘Mindful met Happinez’

Sta stil, ervaar en voel innerlijke rust
  • Over de wijsheid van leven in het nu

  • 12 oefeningen voor ultieme ontspanning

  • En meer

Uitdovend vuurtje

Pas na mijn studententijd (ik zat óók nog bij een christelijke studentenvereniging) zag ik mijn twijfels niet langer als iets dat erbij hoorde. Of misschien stapte ik eindelijk uit die christelijke bubbel waardoor ik die twijfels serieuzer kon nemen. Langzaam raakte ik dat rotsvaste geloof dat ik had toen ik ‘God is licht’ op mijn ribbenkast liet zetten kwijt. Steeds vaker ging ik me ergeren aan de dichtgetikte overtuigingen en dogmatische zienswijze van het kerkelijke milieu waarin ik was opgegroeid. Ik raakte er steeds meer van overtuigd dat God een verzinsel was van mensen om te kunnen dealen met de zinloosheid van het bestaan. Steeds vaker zag ik religie enkel als uitvinding van machthebbers, een manier om de massa in tang te houden. Ik voelde steeds minder de behoefte om daar deel van uit te maken. Tot die behoefte helemaal weg was.

Wat geloof je?

Zonder dat ik me daar heel bewust van was, maakte ik me steeds meer los van het geloof waar ik mee was opgevoed. Ik heb het geluk dat mijn ouders me daarin vrij laten, hoewel ze natuurlijk graag zouden zien dat ik hetzelfde zou geloven als zij. Zij voelen immers tot in het diepst van hun ziel dat het geloof dé weg is naar een gelukkig en betekenisvol leven. Ook mijn gelovige vrienden hebben – gelukkig – niet de behoefte om mij belerend de les te lezen. Maar ze vragen zich weleens af waar ik nou precies sta. Geloof ik nog in God? En wat geloof ik dan precies?

Sprookjesboek

Aan de andere kant krijg ik van overtuigde atheïsten in mijn omgeving dezelfde vraag. Het antwoord is niet duidelijk. Soms ben ik ervan overtuigd dat er geen god is en het leven zinloos is. Soms denk ik: misschien bestaat er toch iets. Maar in plaats van de schouders op te halen, merk ik dat mijn twijfel vaak een soort irritatie oproept. Hoe kan ik nou niet inzien dat ik gehersenspoeld ben in mijn jeugd? Hoe kan ik nou schoonheid zien in mensen die heilig in een sprookjesboek geloven? Waarom neem ik er niet helemaal afstand van? Alsof ik op het moment dat ik besloot niet meer christelijk te zijn er dan ook meteen een hekel aan moest hebben. 

Hokjes denken

Er zijn miljoenen mensen op de wereld die geloven dat er ‘iets’ is, maar niet weten wat. Of die net als ik gewoon geen idee hebben. Toch wordt in onze samenleving nog vaak van mensen verlangd dat ze kleur bekennen. Wat is het nou? Ben je gelovig of atheïst? Religieus of niet religieus? Christelijk of moslim? Kerkelijk of buitenkerkelijk? Mensen vinden het nou eenmaal heel fijn om in hokjes te denken, dat zit in onze natuur.

Maar als het op dit gevoel aankomt, zijn de hokjes niet toereikend. Toch laat ik mezelf er steeds weer instoppen. Bij stellige atheïsten die religie als iets achterlijks afschrijven, voel ik de behoefte om het te verdedigen. Omdat er ook veel mooie kanten aan zitten. In gezelschap van strenggelovigen verander ik zelf in zo’n stellige atheïst. Kraakt iemand de kerk af, dan voel ik de behoefte ze te wijzen op al het goede liefdadigheidswerk dat dit instituut doet. Maar wanneer iemand beweert dat de kerk de wijsheid in pacht heeft, maak ik me kwaad om arrogantie en hoogmoed die van zo’n bewering uitgaat.

Mystiek oergevoel

Intussen leidt al het getouwtrek om hokjes en vakjes alleen maar af van waar het écht om gaat. Zingeving en betekenis vinden in het leven, op wat voor manier dan ook. In een artikel op NieuwWij las ik het volgende fragment:

“Bij het zien van ‘een prachtig oerwoud met vijftig tinten groen’ schreef een mij bekende wereldreiziger op zijn blog: ‘Soms kom je terecht op een plek die je de adem beneemt. Het zijn van die momenten dat je je enorm nietig en tegelijk King of the World voelt’.

Wie eenmaal zo’n ervaring heeft gehad verlangt naar meer. Het is het mystieke oergevoel dat ieder mens van nature heeft. Het is het universeel menselijke vermogen om te ervaren hoe uitersten – zoals nietig en goddelijk – bij elkaar komen en samenvloeien in een alles overstijgende eenheid.”

God, licht en liefde ineen

Die eenheid noemen sommigen liefde, anderen chi en weer anderen God. Hoe je het ook interpreteert, het heeft uiteindelijk niets te maken met religie. Niets met wel of niet geloven.  Daarom laat ik me niet langer door de samenleving of mijn omgeving in hokjes stoppen.  Soms voel ik het, soms niet. De behoefte om anderen te overtuigen van het gevoel heb ik  niet. Ik weet niet eens wat het precies betekent, maar ik weet wel dat ik er altijd naar zal blijven zoeken. Ik interpreteer het als God, chi, liefde en licht ineen. Wel zo handig, kan ik die tatoeage ook gewoon laten staan.

Over auteur
Freelance journalist Joanne Wienen blijft (met vallen en opstaan) altijd zoeken naar het geheim van een gelukkig, gezond en gebalanceerd leven. Ze schrijft artikelen over alles wat ze tijdens die levensreis meemaakt en leert.
Volgend artikel
Spiritualiteit en donorschap: gaan die twee wel samen?
Spiritualiteit en donorschap: gaan die twee wel samen?