Arun Gandhi (1934) woonde als twaalfjarige jongen een paar jaar in de ashram van zijn beroemde grootvader: Mahatma Gandhi. Wat hij daar leerde, heeft hem gevormd voor het leven. Het zijn lessen die voor iedereen waardevol zijn.
Miljoenen mensen wist de Indiase spiritueel leider en politicus Mahatma Gandhi (1869-1948) in beweging te krijgen om hun lot of dat van anderen te verbeteren. Door zijn inzet voor gelijkheid en wereldvrede ging hij als een legende de geschiedenisboeken in. Na zijn dood – Mahatma Gandhi overleefde diverse aanslagen, maar werd uiteindelijk toch vermoord – nam de familie Gandhi de fakkel over, met als belangrijkste spreekbuis zijn kleinzoon Arun.
Arun Gandhi zet zich dagelijks in voor de goede zaak. Hij reist de hele wereld over om lezingen te geven over hoe we beter, constructiever, kunnen omgaan met woede en geweld, en zo in meer vrede en met meer compassie kunnen samenleven.
In zijn boek ‘Het boek van wijsheid’ beschrijft Arun de liefdevolle, ontwapenende en ontroerende manier waarop zijn grootvader hem tot inzichten liet komen: met geduld, respect, humor en standvastigheid. In die periode deed hij verschillende levenslessen op, waarvan hij de elf belangrijkste behandelt in zijn boek. Hij leerde bijvoorbeeld hoe hij zijn woede ten goede kon keren en waarom alleen-zijn belangrijk is. Hij leerde om niet te liegen en zich uit te spreken, hij leerde over de vijf zuilen van geweldloosheid: respect, begrip, acceptatie, waardering en medeleven.
Als het aan Arun lag, had hij zijn grootvaders lessen al veel eerder in boekvorm uitgebracht, maar geen uitgever had belangstelling. Arun Gandhi lacht. ‘Ineens stonden er zeventien uitgevers voor in de rij.’
‘Ja, wereldvrede is mogelijk, mits we weten wat vrede werkelijk inhoudt. Het grote probleem is het materialisme. Elk land streeft ernaar een materialistische samenleving te worden. Sommige zijn dat al, en hebben een grote welvaart bereikt. De landen die achterblijven, willen dat ook. Maar materialisme en moraliteit zijn omgekeerd evenredig aan elkaar.’
‘Zoals ik al zei: we moeten zelf de verandering worden die we in de wereld willen zien. Een vredige wereld kan niet van bovenaf worden gecreëerd of opgelegd. Voor verandering hebben we geen grote organisaties of instituties nodig, elk individu maakt een verschil. Ik wil mensen daar bewuster van maken. Op dit moment beïnvloedt cultureel geweld elk aspect van ons leven.
Onze relaties en vriendschappen zijn gewelddadig geworden, onze religie is gewelddadig, entertainment en sport draaien hoofdzakelijk om geweld – werkelijk alles is gewelddadig. In die staat van cultureel geweld kunnen we geen vrede tot stand brengen. We moeten tot de conclusie komen dat de huidige mate van welvaart, voldoende is. We hebben niet méér nodig, we moeten juist meer willen investeren in onze gezinnen, vriendschappen, goede relaties met anderen. In het leven van een goed leven, met liefde en compassie.
In zijn boek beschrijft Arun Gandhi hoe zijn grootvader zelfs de man die een aanslag op hem pleegde, een potentiële moordenaar, vergeeft. Als hij aan zijn opa terugdenkt, is dat ook zijn belangrijkste herinnering: dat Bapuji liefde, mededogen en begrip had voor alle mensen. Het begrip ‘familie’ kende voor hem geen grenzen. Hij hield van alle mensen evenveel, of ze nou rijk of arm waren, van welke religie dan ook.’
‘De les dat we woede intelligent en constructief moeten gebruiken. Dat is niet iets wat je even in een paar maanden tijd onder de knie hebt. Het vraagt levenslange oefening, omdat je elke dag wel een situatie meemaakt die woede oproept. Als je die woede omzet in constructieve actie, is het als benzine voor een auto.
Het is een belangrijke kracht, maar je moet hem op een goede manier gebruiken. Om oplossingen te vinden en onrecht aan te pakken, wat overigens iets anders is dan je gelijk halen. Woede en mededogen zijn elkaars tegenpolen. Zolang je kwaad bent, kun je mededogend zijn en andersom. Compassie is geworteld in liefde, terwijl ongebreidelde woede kan leiden tot passief of fysiek geweld.’
‘De belangrijkste manier om mededogen te leren, is door te beseffen dat je een rol hebt in de samenleving. De meeste mensen leven voor zichzelf, of hooguit voor hun familie. Ik hoor mensen vaak zeggen: ik ben wie ik ben. Waarmee ze bedoelen dat iedereen hen maar moet accepteren met al hun zwakheden en ze daar niets aan proberen te veranderen. Met zo’n mentaliteit lééf je niet, je bestáát alleen.
Toen ik in de ashram woonde, liet mijn grootvader me beloven dat ik elke dag mijn best zou doen een beter mens te zijn dan de dag ervoor. Het is onze taak binnen de samenleving onszelf op sociaal, emotioneel, economisch en opvoedkundig vlak te verbeteren. We moeten uitgroeien tot uitgebalanceerde burgers. Mensen zijn emotionele wezens, op alles in het dagelijks leven reageren we met angst, woede, frustratie, liefde, blijdschap, enzovoorts. We kunnen onszelf als een windhaantje alle kanten op laten blazen, of we kunnen onze verantwoordelijkheid nemen en leren de goede reacties te versterken en de negatieve onder controle te houden. Omdat ons gedrag even belangrijk is voor onszelf als voor de samenleving als geheel.’
‘Dan zou ik hem vragen naar zijn visie op hoe we alle rijke mensen en naties kunnen doen inzien dat hun mentaliteit en compassie van doorslaggevend belang zijn om de wereld te genezen van zijn kwalen. Als we ophouden elkaar te misbruiken en gaan samenwerken, zal de wereld een stuk vrediger worden.’
De paar jaar die Arun Gandhi woonde in de ashram van zijn grootvader Mahatma Gandhi zijn levensbepalend voor hem geweest. De inzichten die hij daar opdeed, beschrijft hij in ‘Het boek van wijsheid’. Bijvoorbeeld:
Tekst: Vivian de Gier
Lees ‘Het boek van wijsheid’ van Arun Gandhi
Dit zijn heldere inzichten van psychiater Dirk de Wachter.