De overeenkomst tussen alle religies ter wereld volgens Karen Armstrong

De overeenkomst tussen alle religies ter wereld volgens Karen Armstrong De overeenkomst tussen alle religies ter wereld volgens Karen Armstrong De overeenkomst tussen alle religies ter wereld volgens Karen Armstrong

Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden; elk geloof kent deze zelfde ‘gulden regel’. Volgens godsdiensthistorica Karen Armstrong is compassie dan ook de basis van elk geloof. Want al die dikke boeken willen je uiteindelijk allemaal hetzelfde leren: een goed mens zijn.

‘De Wenteltrap’ is niet alleen de titel van Karen Armstrongs autobiografie, het is ook een prachtige metafoor voor haar leven. Net als een wenteltrap cirkelde haar leven steeds rondom hetzelfde punt om uiteindelijk een verdieping hoger uit te komen. Dat punt was religie, waar ze lang een haat-liefde verhouding mee had, totdat ze er uiteindelijk vrede mee sloot. Gelukkig maar, anders had ze nooit haar prachtige boeken geschreven, zoals ‘Een geschiedenis van God’ en ‘De Kwestie God’ die bestsellers werden in ons land.

Onthullende stilte

Op een dag in 1989, toen ze de lange weg naar haar huisje net buiten Londen beklom, viel haar een idee in om een boek te schrijven over de geschiedenis van God en de manier waarop joden, christenen en moslims vierduizend jaar lang over het goddelijke hadden nagedacht. Hoewel iedereen haar voor gek verklaarde, juichte een klein stemmetje in haar binnenste het idee toe. En zoals dat gaat met kleine stemmetjes waar je naar luistert, veranderde het haar leven.

Het schrijven en bestuderen van de heilige teksten die ze voor haar boek raadpleegde, was een balsem voor haar ziel. Ze ontdekte de weldaad van de stilte, ‘een bijna tastbare aanwezigheid die me behaaglijk en strelend omhulde als een zachte sjaal’. De stilte hielp haar door te dringen tot de diepere betekenis van de mystieke teksten die ze bestudeerde. Die teksten gingen direct tot haar spreken, zonder dat haar eigen denkbeelden of vooroordelen ertussen kwamen. Het is het geheim van haar succes als schrijfster.

Ruimte voor een ander

‘Theologie is een vorm van poëzie,’ schrijft Karen Armstrong in ‘De Wenteltrap’. ‘Voor een gedicht moet je je openstellen met een kalme, ontvankelijke geest. Dan openbaart het werk zich aan je, nestelt het zich diep in alle uithoeken van je wezen, regel voor regel, noot voor noot, frase voor frase, tot het voorgoed deel van je uitmaakt. Dit is ook de manier waarop we het religieuze gedachtegoed tegemoet dienen te treden.’

Bij het schrijven van haar boeken maakt Karen Armstrong gebruik van een methode die ze ‘de wetenschap van compassie’ noemt. Het betekent al je eigen vooroordelen en meningen overboord durven zetten en je de denk- en levenswijze van de mensen over wie je leest of schrijft proberen eigen te maken. Ruimte maken voor de ander, noemt ze het ook wel. ‘Ik probeer een opvatting die aanvankelijk vreemd lijkt niet meer terzijde te schuiven, maar herhaaldelijk de vraag ‘Waarom?’ te blijven stellen, totdat de doctrine, het idee of de gewoonte eindelijk doorzichtig wordt en ik er de levende kern van waarheid in zie – een inzicht dat mijn hart sneller doet kloppen.’

Zo ontdekte ze bijvoorbeeld dat de katholieke dogma’s, die ze nooit had begrepen en waar ze zich later fel tegen had afgezet, in werkelijkheid voortkwamen uit diepzinnige meditaties van de oude kerkvaders. Het dogma van de drie-eenheid van God bijvoorbeeld, was een spirituele ervaring waarmee die eerste christenen het goddelijk mysterie tot uitdrukking probeerden te brengen. Pas toen ze erover ging schrijven ging ze het begrijpen.


De kern van compassie

Door zich helemaal in een andere denkwijze te verplaatsen, ervoer ze een gevoel van eenheid en verbondenheid met de wereld en de mensheid. Het bevrijdde haar van het ego, dat ons afscheidt en zoveel verdriet veroorzaakt. Die extasis, zoals de oude Grieken de ervaring noemden, is de kern van compassie. En compassie, zegt Armstrong, vormt de ruggengraat van elke religie. Een religieuze opvatting, spirituele ervaring of devotionele daad is alleen geldig en authentiek als deze leidt tot praktisch medeleven, schrijft ze. De kerkvader Augustinus zei zelfs dat elke passage uit de bijbel die niet over naastenliefde ging op zo’n manier geïnterpreteerd moest worden dat hij er wél over ging.

Gulden regel

Volgens Armstrong komt compassie het beste tot uitdrukking in de gulden regel, een wijsheid die in nagenoeg alle religies en spirituele tradities voorkomt. Wij kennen de gulden regel als het gezegde ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook de ander niet.’ Of positiever geformuleerd: behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden. Als jij zelf verlangt naar erkenning, zorg er dan voor dat je anderen erkenning geeft. En als jij het onprettig vindt om afgesnauwd te worden, doe dat dan ook niet bij anderen.

Aan de andere kant staat ons reptielenbrein, schrijft Armstrong in ‘Compassie’, het oudste deel van onze hersenen dat geprogrammeerd is op persoonlijke overleving. Het ‘ik eerst’ principe, noemt ze dat. Zonder dat persoonlijke overlevingsprogramma hadden we het als mensheid waarschijnlijk niet gered. Maar tegenwoordig zorgt teveel gerichtheid op onszelf juist voor leed en verdriet. ‘We kunnen buitensporig veel energie verspillen aan zorgen over ons imago of onze status. We vereenzelvigen ons zo sterk met onze opvattingen dat we overstuur raken als we een discussie verliezen. We willen onszelf zo graag in een goed daglicht stellen dat we er moeite mee hebben om van harte sorry te zeggen.’ Erg herkenbaar. Volgens Armstrong hoeven we onszelf daar niet schuldig over te voelen, maar kunnen we het beste accepteren dat dat nu eenmaal is hoe ons oudste hersendeel werkt.

Vertrouwen

Gelukkig hebben we ook onzelfzuchtige hersendelen ontwikkeld, die zorg en empathie voor anderen aanmoedigen. Daarom schieten we iemand die met zware boodschappen de tram in wil stappen te hulp. Dat gedrag is alleen nog niet zo oud en ingesleten als het ‘ik eerst’ principe. Door meditatie en gebed kunnen we deze hersendelen versterken en een liefdevoller mens worden.

Want uiteindelijk is dat waar het bij religie echt om gaat, een goed mens zijn, aldus Armstrong. Wel of niet in God geloven is eigenlijk helemaal niet zo belangrijk. God is een mysterie en zal dat ook altijd blijven. ‘Waaraan onze wereld nu behoefte heeft is niet geloof of zekerheid, maar daden van compassie en in praktijk omgezet respect voor de heilige waarde van alle mensen, zelfs onze vijanden.’ Dan heb je het niet over geloof, maar over vertrouwen.

Tekst: Hidde Tangerman 

Meer lezen over religie?

Ontdek de kernwaarden van het jodendom.

Volgend artikel
Alles wat je wilt weten over de zin van het bestaan
Alles wat je wilt weten over de zin van het bestaan