Spirituele levenslessen van de heilige Milarepa

Spirituele levenslessen van de heilige Milarepa Spirituele levenslessen van de heilige Milarepa Spirituele levenslessen van de heilige Milarepa

Het leven van Milarepa, één van de grootste heiligen uit het boeddhisme die leefde in de elfde eeuw, is een les in vertrouwen, geduld en doorzettingsvermogen. Ondanks de karmische last van een moord bereikte hij toch verlichting en werd hij een leraar voor velen.

In het Tibetaans boeddhisme staat Milarepa zo ongeveer op hetzelfde voetstuk als de Boeddha zelf. Deze Tibetaanse heilige geldt als hét voorbeeld van spirituele toewijding, volharding en geduld, kwaliteiten waarmee hij uiteindelijk de verlichting bereikte en die toegewijde beoefenaren van Boeddha’s leer vandaag de dag nog steeds inspireren.

Levenskunstenaars

Maar ook voor ‘gewone’ westerlingen vormt het levensverhaal van Milarepa een bron van inspiratie. Het laat zien hoe er zelfs in de meest hopeloze en uitzichtloze situaties altijd hoop is op verbetering, zolang we niet bij de pakken neer blijven zitten maar volhouden en vertrouwen blijven houden op betere tijden. Want als zelfs een moordenaar door hard te werken en tegenslag gelijkmoedig in de ogen te zien in hetzelfde leven verlicht kan raken, is er eigenlijk niets onmogelijk. In elk leven valt op zijn tijd wat regen. Milarepa leert ons dat het er niet zozeer om gaat wat er met ons gebeurt; het gaat erom hoe we daarop reageren. Als we de tegenslagen in ons leven net zo opgewekt kunnen accepteren als onze portie voorspoed, kunnen we uitgroeien tot ware levenskunstenaars.

Noodlot

Milarepa werd in 1052 geboren in een welgestelde familie in Zuid-Tibet, vlakbij de grens met Nepal. Zijn ouders noemden hem Töpaga – ‘een genot om te horen’ – wat de uitroep van zijn vader was geweest toen hij hoorde dat zijn vrouw van een zoon was bevallen. Milarepa’s bedje leek gespreid, maar al op jonge leeftijd sloeg het noodlot toe. Toen hij zeven jaar was, stierf zijn vader. Een tante en oom kregen het beheer over de erfenis tot Milarepa volwassen zou zijn. De oom en tante hielden echter alles voor zichzelf en lieten Milarepa, zijn moeder en zusje voor een hongerloontje voor hen werken. ‘Met ons smakeloze voedsel, gescheurde kleding en ellendige gevoelens kenden we geen enkel geluk’, beschreef Milarepa die episode later aan zijn eigen leerlingen.

Zwarte magie

Op een dag, toen Milarepa zingend thuiskwam, kreeg zijn moeder het te kwaad. Ze smeet een handvol as in zijn gezicht en sloeg hem met een stok. ‘Hoe kun je zingen terwijl je weet dat niemand op aarde er zo ellendig aan toe is als wij?’ beet ze haar zoon toe. Ze stuurde hem weg om zwarte magie te leren, waarmee hij zijn oom en tante zou kunnen doden.

Milarepa ging in de leer bij een lama die bedreven was in de zwarte kunsten. Hij viel meteen op door zijn discipline en leergierigheid. Binnen een paar weken had hij een dodelijke spreuk onder de knie, waarmee hij het huis van zijn oom en tante liet instorten. Zij gaven daar op het moment dat Milarepa zijn vloek uitsprak een feest en vijfendertig dorpelingen kwamen jammerlijk om het leven. Door een speling van het lot bleven zijn oom en tante echter gespaard.

Milarepa kreeg al snel diep berouw over zijn daad. Hij begon na te denken over de dharma, de leer van de Boeddha over het pad naar verlichting. ‘Ik dacht zo intens aan de dharma dat ik overdag vergat te eten en ’s nachts niet kon slapen.’ Hij besloot op weg te gaan om zijn spirituele zoektocht te beginnen.

Zware opdrachten

Van een lama hoorde Milarepa over Marpa, een groot spiritueel meester die de leer van de Boeddha vanuit India naar Tibet had gebracht. Zodra Milarepa dit hoorde, gebeurde er iets wonderlijks. ‘Ik werd vervuld van geluk, elk haartje op mijn lichaam trilde van vreugde en ik weende tranen van devotie, zei hij. Meteen ging hij op weg om zijn goeroe te vinden.

Marpa stond hem toe te blijven als leerling. Maar in plaats van Milarepa spiritueel onderricht te bieden, gaf hij hem de ene na de andere zware opdracht. Eerst vroeg hij Milarepa zijn zwarte kunsten te gebruiken om rovers te straffen die zijn leerlingen bestalen. Daarna droeg hij hem op een grote stenen toren te bouwen. Elke keer dat Milarepa halverwege was, beval Marpa hem de toren weer af te breken en opnieuw te beginnen. Drie keer herhaalde dit wrede ritueel zich en telkens wanneer Milarepa zijn goeroe herinnerde aan zijn belofte om hem de dharma te onderwijzen, werd hij met overladen met scheldwoorden en klappen.

Bouwen en afbreken

Op een dag gaf Marpa hem de opdracht om een stenen toren met negen verdiepingen te bouwen. Als hij daarmee klaar was, zou hij geïnitieerd worden als leerling, beloofde hij. Met een rug vol pijnlijke zweren van het zware sjouwwerk ging Milarepa aan het werk. Maar weer had hij geen geluk. Drie van Marpa’s leerlingen hadden in een speelse bui een grote steen naar de bouwplaats gerold. Aangezien deze steen precies de goede vorm had, besloot Milarepa hem als hoeksteen voor de toren te gebruiken. Hij was al bezig met de tweede verdieping toen Marpa langskwam. ‘Ik had je niet toegestaan om mijn leerlingen te gebruiken voor het werk’, beet hij hem toe. ‘Zij zijn ingewijden, geen arbeiders.’ Hij beval Milarepa de toren weer af te breken en de hoeksteen terug te brengen naar de plek waar de andere leerlingen hem hadden gevonden. Toen Milarepa het karwei met tranen in zijn ogen had volbracht, droeg Marpa hem op de enorme steen weer terug te rollen naar de toren en opnieuw als hoeksteen te gebruiken.

List

Ondanks de vele ontberingen en de liefdeloze aanpak van zijn meester, bleef Milarepa vertrouwen in hem houden. Hij accepteerde zijn lot en voerde alle schijnbaar nutteloze taken zonder morren uit. Hij wilde volharden, hoe zwaar en ellendig zijn omstandigheden ook waren. Maar toen zijn rug tijdens het bouwen van de toren zo vol zweren zat dat hij bijna stierf van de pijn en hij de zoveelste verbale en fysieke afranseling van zijn meester kreeg, werd hij zo wanhopig dat hij een einde aan zijn leven wilde maken.

Marpa’s vrouw Dakmeme kreeg medelijden met Milarepa en beraamde een list. Ze schreef een brief aan een voormalige leerling van Marpa met het verzoek Milarepa in te wijden in de leer. Ze ondertekende de brief met de naam van haar man en stuurde Milarepa naar hem toe.


Onvoorwaardelijke toewijding

Toen Marpa erachter kwam wat zijn vrouw had gedaan, schreef hij ook een brief aan de leerling. Hij nodigde hem uit voor een ritueel feest en besloot de brief met: ‘Je herbergt een slecht persoon die mij toebehoort.’ En zo werd Milarepa gedwongen terug te keren naar het huis van zijn woedende leraar.

Tijdens het feest draaide de stemming van Marpa echter om als een blad aan de boom. Hij benoemde Milarepa tot eregast en beloofde hem in te wijden als leerling. Ten overstaan van alle aanwezigen verklaarde hij zijn gedrag van de laatste maanden. Hij vertelde dat hij vaak zeer ontroerd was geweest door de onvoorwaardelijke toewijding waarmee Milarepa de door hem opgelegde taken had uitgevoerd. De reden dat hij hem zo wreed en meedogenloos had behandeld, verklaarde hij, was dat het slechte karma dat Milarepa door de moord op zijn dorpelingen had vergaard, gezuiverd kon worden.

Het pad van verlichting

De wet van karma loopt als een rode draad door Milarepa’s levensverhaal. Volgens deze wet keren al onze daden, positief of negatief, uit het verleden als een boemerang bij ons terug. Milarepa’s negatieve karma, dat hij door zijn zwarte magie en de moord op zijn dorpsgenoten had opgebouwd, was zo zwaar dat dit eerst verlicht moest worden. Pas dan zou hij zich kunnen wijden aan een zuiver spiritueel leven.

Het lijden dat hij moest doormaken door het eindeloze bouwen en herbouwen van de stenen torens en de constante beledigingen en afranselingen van zijn meester, golden als vergelding van zijn karmalast. Vanuit dit hogere spirituele gezichtspunt bekeken was de wrede behandeling van Marpa in werkelijkheid vol liefde en mededogen geweest. Hij gaf Milarepa de gelegenheid zijn karmische schuld af te betalen zodat hij met een schone lei aan zijn spirituele reis kon beginnen. ‘Hoewel ik een vloedgolf van verhitte en onrechtvaardige woorden heb gesproken, waren dit niet de woorden van een wereldse persoon’, verklaarde Marpa. ‘Vanuit het oogpunt van de dharma waren ze bedoeld om alle eigenbelang af te breken. Daarom leidden ze naar het pad van verlichting.’

Ontwaakt uit een boze droom

Voor Milarepa was het alsof hij uit een boze droom ontwaakte. De donkere wolken die zich zo lang boven zijn leven hadden samengepakt, verdwenen. Nu de zware beproevingen eindelijk voorbij waren, begon zijn leven pas echt. Vele jaren lang mediteerde Milarepa in volledige afzondering in de grotten van de Himalaya. Zijn enige kledingstuk was een katoenen graanzak. Zo kwam hij aan de naam Milarepa – ‘de in katoen geklede’. Alles wat hij had was een aarden pot, waarin hij brandnetelsoep maakte – het enige voedsel dat hij at. Toen hij op een dag naar een andere grot verhuisde, struikelde hij waardoor de pot in stukken brak. Milarepa beschouwde het als een les in onthechting. Het inspireerde hem spontaan tot een lied. ‘Deze aarden pot wordt mijn lama op moment dat hij breekt, omdat het mij vergankelijkheid leert. Hoe wonderbaarlijk!’ zong hij.

Vijf vormen van geluk

Soms werd Milarepa bezocht door groepjes jagers die toevallig zijn grot voorbijkwamen. Toen één van de jagers Milarepa vanwege zijn armoede en uitgemergelde lichaam de meest ongelukkige mens op aarde noemde, zong hij een lied voor de jagers waarin hij de vijf vormen van zijn geluk opsomde: zijn meditatiekussen, zijn katoenen kleed, zijn meditatieriem, zijn gedisciplineerde lichaam en zijn evenwichtige geest. ‘Ik mediteer in de bergen en wijd mijn leven aan het bereiken van de boeddha-natuur. Ik heb voedsel, kleding en spreken opgegeven en in dit leven zal ik mijn vijanden, de geestelijke beproevingen, overwinnen. Daarom is er niemand ter wereld moediger of nobeler dan ik’, voegde hij daaraan toe.

Een laatste spirituele les

Toen Milarepa oud geworden was, beraamde een religieuze geleerde die jaloers was op zijn aanzien een plan om hem te vermoorden. Hoewel Milarepa hem doorzag, besloot hij van het vergiftigde voedsel dat de man hem bracht te eten. Hij werd doodziek. De geleerde bracht hem een bezoek en vroeg Milarepa huichelachtig hoe hij toch zo ziek was geworden. ‘Egoïsme, de grootste van alle demonen, heeft deze ziekte veroorzaakt’, antwoordde de yogi. Ervan overtuigd dat Milarepa geen echte spirituele krachten had, vroeg de geleerde hem de ziekte aan hem over te dragen, zodat hij het lijden over kon nemen. Toen Milarepa hier echter gehoor aan gaf, kromp de geleerde in elkaar van de pijn. Toen hij bijna het bewustzijn verloor, nam Milarepa de ziekte weer terug. Vol berouw biechtte de geleerde zijn fouten op en smeekte om vergiffenis. Hij beloofde vanaf nu trouw de dharma te volgen. ‘Het was noodzakelijk dat ik nog even hier bleef, zodat een verstokte zondaar bekeerd kon worden’, zei Milarepa. ‘Maar nu is het voor deze yogi niet langer meer nodig in deze wereld te blijven.’

Voordat hij op 84-jarige leeftijd stierf, gaf Milarepa zijn leerlingen nog een laatste spirituele les mee: ‘Er is een universele regel: handel zo dat je niet beschaamd hoeft te zijn over jezelf. Houd je aan deze regel, dan kun je er zeker van zijn dat je de geboden van alle Boeddha’s die ooit hebben geleefd navolgt’.

Tekst: Abhinabha Tangerman

Meer levenslessen lezen?

Dit zijn vijf levenslessen van legendarische vrouwen.

Volgend artikel
Een rijker droomleven in 7 stappen (zo onthoud je je dromen)
Een rijker droomleven in 7 stappen (zo onthoud je je dromen)