Hier zijn de vijf mooiste lessen uit Sjakie en de chocoladefabriek

Hier zijn de vijf mooiste lessen uit Sjakie en de chocoladefabriek Hier zijn de vijf mooiste lessen uit Sjakie en de chocoladefabriek Hier zijn de vijf mooiste lessen uit Sjakie en de chocoladefabriek

Als Sjakie een Gouden Toegangskaart vindt gaat zijn diepste wens in vervulling: hij krijgt een rondleiding door de geheimzinnige chocoladefabriek van Willie Wonka, de meest briljante snoepgoed-uitvinder allertijden.

Dit zijn de vijf mooiste levenslessen die je kunt vinden in het verrukkelijke verhaal van meesterverteller Roald Dahl.

Word geen slaaf van je eigen hebzucht

De beroemde Willie Wonka heeft toegangskaarten voor een rondleiding door zijn fabriek in Wonka’s chocoladerepen verstopt en dat zorgt voor een hysterische jacht naar the golden ticket. De eerste vier kinderen die gouden toegangskaarten vinden zijn Caspar Slok (een gulzige jongen), Veruca Peper (een vreselijk meisje), Violet Bauderest (kauwt altijd kauwgom) en Joris Tevee (doet niets anders dan televisiekijken).

Ze winnen de toegangskaarten niet louter door geluk, maar dankzij welgestelde ouders die bakken vol chocoladerepen voor ze hebben gekocht. De kinderen hebben altijd alles gekregen wat hun hartje begeert en niks is een cadeautje of een geschenk meer: ze vinden simpelweg dat ze overal recht op hebben. Als resultaat daarvan zijn ze onuitstaanbaar. En dat wordt duidelijk tijdens de tour door de Chocoladefabriek: ze zijn luidruchtig, hebben een vreselijk grote mond en staan overal vooraan in de rij.

Coming soon: ‘Mindful met Happinez’

Sta stil, ervaar en voel innerlijke rust
  • Over de wijsheid van leven in het nu

  • 12 oefeningen voor ultieme ontspanning

  • En meer

Dit maakt de kinderen zowel als hun ouders een slaaf van hun hebzucht, want als de verlangens niet worden ingewilligd, resulteert dit in driftbuien. Roald Dahl legt de vinger op de zere plek; voor ouders is het soms moeilijk om hun kind iets te ontzeggen, maar als je die gedecideerdheid niet bezit, geef je je kind weinig frustratie-tolerantie mee.

Karakters moet je kneden

Uitgerekend deze verwende donderstenen krijgen een tour door de snoepfabriek van Willie Wonka; maar dan vindt Sjakie op wonderlijke wijze de laatste gouden wikkel. Eenmaal in de prachtige vallei bestaande uit een chocoladewaterval, gras van suiker met pepermuntsmaak en het meest overweldigende lekkers, blijkt er een adder on het gras te zitten. Want de legendarische Willie Wonka is ook een sluwe goochelaar (de tour door de chocoladefabriek is zo opgezet dat degene met de meeste zelfbeheersing zal eindigen als winnaar)  – en de fabriek is niet zonder gevaren. Hij stelt de kinderen bloot aan grootse verleidingen, die de verwende kinderen niet kunnen weerstaan.

Caspar tuimelt de chocoladerivier in en wordt de pijp in gezogen, Violet zwelt tot een blauwe bosbes, Joris TV verandert in kleine pixels, de eekhoorns vangen Veronica en besluiten dat ze onbruikbaar materiaal is. Terwijl ze het vuilnisgat in wordt geduwd constateert meneer Wonka: ‘Grote goedheid, ze is dus inderdaad rot!’. En verkondigt monter tegenover de bezorgde ouders dat het heus wel weer goed zal komen met hun kroost (gezien hun karakters vreest hij vooral voor de kwaliteit van zijn snoepgoed).

Tenslotte komen de verwende kinderen uitgerekt, violet gekleurd, onder de smurrie en met verdwaasde blikken weer de fabriek uit: hun karakters zijn even flink gekneed.


Excentriek zijn is zo gek nog niet

De geniale fabrieksdirecteur Willie Wonka blijkt een tikkeltje excentriek. Zijn verschijning mag er zijn (een rokkostuum van prachtig geelbruin fluweel, een grasgroene broek, parelgrijze handschoenen) hij heeft pretlichtjes in zijn ogen en huppelt graag. Hij bruist bovendien van het enthousiasme, heeft altijd haast en vliegt met de gelukkigen door zijn bontgekleurde paradijs. Zijn uitvindingen zijn briljant (al zegt hij het zelf), waaronder lichtgevende lollies en regenboogzuurtjes.

Tegelijkertijd heeft hij een hekel aan kinderen die hem onderbreken, is hij Oost-Indisch doof en neemt hij het niet zo nauw met de veiligheidsvoorschriften. Valse bescheidenheid kent ‘ie niet. Hij giechelt. De ouders zijn er niet gerust op (‘Hij is zot!’ ‘Hij is mesjokke!’). Maar deze excentrieke, meeslepende man is niets voor niets de tovenaar onder de chocolademakers. Zou hij dat zonder zijn kinderlijke opwinding ook zijn geweest?

Roald Dahl schetst het portret van een klassiek genie; experimenteel, verstrooid en ongeduldig. Excentriekelingen zijn de eenzaam gekleurde figuren op zwart-witte polaroids; en ondanks zijn eigenaardige trekjes blijkt Willie Wonka zo gek nog niet.

Vriendelijkheid kan geen kwaad

Sjakie’s karakter wordt niet door hebzucht maar vriendelijkheid gekenmerkt; hij weigert om extra eten van zijn ouders aan te nemen, luistert ‘s avonds graag naar de verhalen van zijn grootouders en tijdens de tour door de fabriek valt hij niemand in de rede. Hij is juist diep onder de indruk en deelt zijn vreugde met opa Jacob, wiens hand hij stevig vasthoudt.

Vriendelijkheid is misschien wel de meest vanzelfsprekende, voor de hand liggende eigenschap, maar tegelijkertijd schetst Roald Dahl zijn held als een zeldzaamheid in een wereld van mensen die gebruik maken van ellebogenwerk, denken dat alles te koop is, vol opschepperij zitten of juist erg gewichtig doen.

Het heldendom van Sjakie ligt niet in het feit dat hij zo aanwezig is dat je niet om hem heen kan; hij is zelfs klein en verlegen. Maar meneer Wonka vat sympathie op voor Jacques omdat hij zichzelf niet op de voorgrond zet, aandachtig luistert en zich netjes gedraagt. Als blijkt dat Sjakie de chocoladefabriek heeft gewonnen, moet opa Jacob even bijkomen. Willie Wonka legt uit: ‘Ik wil een goed, verstandig, toegewijd kind, aan wie ik al mijn kostbare geheimen op het gebied van chocola en suikerwerk maken kan toevertrouwen.’ Een wijze boodschap: vriendelijkheid kan geen kwaad.

Chocolade? Chocolade.

Wanneer de haast permanent door de winter verkleumde Sjakie in de boot langs de chocoladewaterval drijft, doopt Willie Wonka een beker in de chocorivier. ‘Sjakie bracht de mok naar zijn lippen en toen de warme, machtige, romige chocolade door zijn keel in zijn lege maag stroomde, begon zijn hele lichaam van onder tot boven te tintelen van genoegen en verspreidde zich een gevoel van intens geluk door hem heen.’

En dat geluk, beamen we maar graag. Want hoewel er niets mis is met quinoasalades, bietensapjes of groene thee, schuilt dat (pure) geluk toch in zo’n heerlijk kopje warme chocomelk (met extra slagroom natuurlijk.)

Meer lezen over wijsheden?

De kleine prins is nog zo’n sprookje met verborgen wijsheden.

Over auteur
Hoewel Julia Maria Keers officieel drs. is in de Literatuurwetenschappen, leest ze in de praktijk vooral de gothic novels van de Brontë sisters en Daphne du Maurier (ze is zelf nogal een angsthaas). In haar vrije tijd dwaalt ze graag door weidse landschappen, uitgestrekte bossen of middeleeuwse kastelen. Verder houdt ze literaire vragenvuren en interviewt ze schrijvers over hun pas verschenen romans, omdat ze ervan houdt om je samen over het bestaan, de maatschappij en de groeipijnen van de menselijke geest te verwonderen.
Volgend artikel
Dit is wat Winnie de Poeh je kan leren over het leven
Dit is wat Winnie de Poeh je kan leren over het leven