Iedereen kent de vijf zintuigen waarmee je contact maakt met de buitenwereld: tast, smaak, reuk, gehoor en zicht. Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofie, beschreef zeven extra zintuigen die het contact met onze binnenwereld beslaan.
De zon zien schijnen, iemand horen lachen, een met zorg bereide maaltijd proeven, de geur van versgebakken appeltaart, omhelst worden: iedereen kent de vijf zintuigen die Aristoteles beschreef: zicht, gehoor, smaak, reuk en tast. Met deze zintuigen maak je contact met de buitenwereld. Maar onze zintuigelijke ervaring gaat nog een stap verder dan alleen de buitenwereld. Binnen alle spirituele stromingen wordt het onderscheid gemaakt tussen de zichtbare en onzichtbare wereld om ons heen. En die onzichtbare werkelijkheid neem je als mens evengoed waar. Zo is er de beweging van naar buiten treden en je verbinden met de wereld om je heen. En de beweging naar binnen toe, om de indrukken die je buiten hebt opgedaan te verinnerlijken. Als een ademhaling: verbinden en weer loslaten.
Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofie, beschreef vanuit dat idee nog zeven extra zintuigen die de waarneming van onze binnenwereld beslaan. Samen verbinden deze twaalf zintuigen de binnen- en buitenwereld met elkaar en, mits goed ontwikkeld, zorgen ze voor een harmonieuze, warme relatie met de mensen en de wereld om je heen. Steiner noemde de zintuigen niet voor niets ‘de poorten van de ziel’.
De zintuigen geven de boodschappen uit de wereld om ons heen aan ons door, in licht, kleur, beeld, ruwheid, gladheid, gewicht, beweging, vorm, smaak, geur, warmte, kou, klank, woord en gedachte. Ze vormen de basis van de relatie met jezelf, met je omgeving, met de mensen om je heen. Hoe gezonder en vitaler je bent, hoe intenser en ontvankelijker je observaties zijn. Andersom geldt dat ook: hoe beter je kunt waarnemen, hoe meer je verbonden bent met je omgeving en hoe gelukkiger je je voelt. Want als al je zintuigen optimaal ontwikkeld zijn, is je waarneming van de wereld ook optimaal, evenals je deelname eraan.
Naarmate een kind groeit, ontwikkelen zijn zintuigen zich beetje bij beetje en vouwt de omgeving zich als een bloem steeds iets verder open, tot hij uiteindelijk weet wie hij is in de wereld. En hoe beter je als kind hebt geleerd je zintuigen te gebruiken, hoe beter je kunt meevoelen en meebeleven wat er om je heen gebeurt. Juist in deze tijd, waarin veel ‘echte’ ervaringen verruild zijn voor digitale ervaringen, groeit de behoefte om de wereld om ons heen te kennen en lief te hebben in al zijn hoedanigheden. Zodat we empathie en compassie kunnen voelen voor alles wat we tegenkomen in het leven.
Vandaag de dag ligt de nadruk van onze waarnemingen buiten onszelf –kinderen worden vaak overladen met prikkels die voor een leeg gevoel kunnen zorgen, of juist hongerig kunnen maken naar nóg meer stimulering. Het is lang niet altijd makkelijk om een balans te vinden tussen de ervaringen die via de zintuigen binnenkomen, het innerlijk leven en de wereld om ons heen. Prikkels van buiten kosten veel energie. Dat is helemaal niet erg, als de beweging naar binnen maar op tijd en goed gemaakt kan worden. Het evenwicht tussen de in- en de uitademing tussen je binnen – en buitenwereld. Na schermtijd de wereld weer even voelen door lekker te stoeien of de planten water te geven, bijvoorbeeld.
Omdat opvoeden nu eenmaal bijna altijd óók over zelfopvoeding gaat, helpt een dieper inzicht in de twaalf zintuigen niet alleen om je kind te begeleiden op zijn weg naar een eigen plaats in de wereld, maar ook om de dingen waar je zelf tegenaan loopt een plek te geven.
Tekst: Sarah Domogola